Stap 1: beschrijf de bedrijfsruimte + voorzie plannen met de indeling per verdieping
Stap 2: duid de overheersende brandklassen + het type brandgevaar aan
Deze indeling in klassen is nodig voor de bestrijding van een brand met een brandblusser.
Klasse A: geeft aan dat het blusmiddel geschikt is voor het blussen van vaste stoffen, zoals hout, papier, textiel enz.
Klasse B: voor het blussen van vloeistoffen en vloeibaar wordende stoffen, zoals olie, benzine, vetten enz.
Klasse C: voor het blussen van gassen, zoals butaan, propaan en aardgas. (Uiteraard ook de gastoevoer afsluiten om de vorming van een mogelijk explosieve gaswolk te voorkomen!)
Klasse D: voor het blussen van brandbare metalen, zoals magnesium, aluminium, natrium, kalium, zirkonium, lithium enz.
Klasse E: Dit is een buitenbeentje omdat het om elektrische branden gaat en dus eigenlijk object is dat brandt of een installatie. Men ziet deze als een klasse A/B-brand waar giftige gassen kunnen ontstaan die je niet mag blussen met water of schuim. Uiteraard ook zo snel mogelijk de elektriciteit uitschakelen en blussen met CO2 of poeder.
Klasse F: voor het blussen van zeer hete oliën en vetten waarvan de hoeveelheid meer dan 5 liter bedraagt, denk maar aan bv. grote frituurovens.
FSS-blussers zijn geschikt voor klasse A, B, C, F en brand bij elektra tot 1000V.
Het type brandgevaar kan laag (L), matig (M) of hoog (H) zijn, afhankelijk van de activiteiten in die zone.
Het totaal vereiste blusvermogen van de beschikbare blustoestellen bepaalt men dus in functie van de brandklasse en van het type van activiteit.
Laag (L): het aanwezige materiaal heeft weinig kans tot ontsteking.
bv. steen, beton, glas en staal, …
Matig (M): materiaal dat makkelijk ontsteekt waarbij de brand in de beginfase echter eerder langzaam ontwikkelt.
bv. voedingsnijverheid met droge processen zoals bakkerijen, confectienijverheid, bedrijfskeukens; in residentiële gebouwen, in publiekelijk toegankelijke ruimten zoals archieven en bibliotheken, …
Hoog (H): materiaal dat makkelijk ontsteekt waarbij de brand in de beginfase snel kan ontwikkelen.
bv. houtbewerking, textielnijverheid, verwerking kunststoffen, verwerking van papier, drukkerijen, afvalverwerking; discotheken, theaters, cinemazalen, …
Stap 3: verdeel elk niveau in zones met dezelfde brandklasse en type brandgevaar
Je verdeelt je plan per verdieping in zones. Dit kunnen bijvoorbeeld rekken zijn. Zijn dit rekken met producten met dezelfde brandklassen en brandgevaar, dan kan dit één zone worden. Hou hierbij rekening met obstakels zoals compartimenten (muren) en deuren die gesloten moeten blijven en dus maken dat zones, ook al zijn ze aangrenzend, toch niet samengevoegd mogen worden.
Stap 4: bereken het aantal vereiste bluseenheden per zone
Stap 5: maak een eerste keuze van de te gebruiken types blussers
Voor deze keuze let je op de standaard brandklasse (A, B of beide) en met de bijkomende parameters zoals gebruiksgemak, reikwijdte, mogelijke nevenschade, enz. Begin met slechts één type, bv. een blusser AB (6 kg poeder of 6 l water/schuim) en kijk na in welke zones je deze kan gebruiken. Dan pas doe je hetzelfde voor een ander type blusser.Deze aanpak komt voort uit de ruimtelijke visie in heel het stappenplan.
Stap 6: bepaal per zone de plaats waar de blussers moeten komen
Stap 7: is met deze eerste opstelling het aantal bluseenheden per zone gehaald?
Stap 8: zijn er bijkomende toestellen nodig voor objecten met specifiek brandrisico?
Stap 9: leg je uiteindelijke keuze vast op de interventieplannen van elke verdieping